De Prinselijk Begijnhof Ten Wijngaerde (Nederlands: Prinselijk Begijnhof Ten Wijngaerde) is de enige bewaarde begijnhof in de Belgisch stad van Brugge. Er zijn niet meer Begijnen wonen, maar sinds 1927 functioneert het als een klooster voor Benedictijnengesticht door kanunnik Hoornaert. In hetzelfde jaar werden ook de huizen aan de westkant verbouwd en vergroot tot het Monasterium De Wijngaard, een priorij van Benedictijner nonnen.

Van Wikipedia, de vrije encyclopedie

Al voor 1240 vestigde zich een gemeenschap van vrome vrouwen op het domein 'de Wingarde' (oud Nederlands voor wijngaard), in het zuiden van de stad. Deze naam verwijst waarschijnlijk naar laaggelegen weilanden. Het begijnhof werd rond 1244 gesticht door Margaretha van Constantinopelnadat ze aan Walter van Marvis, bisschop van Doornik, toestemming had gevraagd om de grafkapel op de Burg van Brugge te verhuizen naar de Wijngaard. In 1245 werd ze erkend als onafhankelijke parochie. In 1299 kwam ze onder rechtstreeks gezag van koning Philip de Beurs en het was getiteld "Prinselijk Begijnhof".

Het complex omvat een gotische begijnhofkerk en ongeveer dertig witgeschilderde huizen uit de late 16e, 17e en 18e eeuw. Deze zijn bijna allemaal rond een centrale binnenplaats gebouwd. De hoofdingang met poort is bereikbaar via de stenen brug met drie bogen, de Wijngaardbrug. In een baai staat het beeld van de heilige Elizabeth van Hongarije te zien is, die de beschermheer was van vele begijnhoven. De Wijngaard is ook gewijd aan Sint Alexius. De toegangspoort werd in 1776 gebouwd door meester-metselaar Hendrik Bultynck. Het eerste begijnenhuis naast de ingang is ingericht als museum en de tentoonstelling omvat onder andere schilderijen, 17e en 18e eeuwse meubels en kantwerk. Een tweede poort geeft toegang tot het Sashuis, via de Sasbrug.