Kasteel Doorwerth (Nederlands: Kasteel Doorwerth) is een middeleeuws kasteel gelegen aan de rivier de Rijn in de buurt van de stad Arnhem, Nederland.

Het oorspronkelijke kasteel, waarschijnlijk van hout, wordt voor het eerst genoemd in 1260 toen het werd belegerd en platgebrand, waarna het werd herbouwd in steen. In 1280 werd dit tweede kasteel opnieuw belegerd en deze keer werd het bailey werd afgebrand. Dit kasteel bestond waarschijnlijk uit een eenvoudige hallekeet, twee verdiepingen hoog met 1,20 meter dikke muren, en had een omringende gracht die werd gevoed door de nabijgelegen rivier Rijn.

In de 14e eeuw werd het kasteel steeds verder uitgebreid. Kasteel Doorwerth was oorspronkelijk eigendom van de familie Van Dorenweerd. In 1402 droeg Robert van Dorenweerd het kasteel op aan de graaf van Gelre, Reinald IV. In ruil daarvoor kreeg Robert het kasteel en de bijbehorende landerijen in leen. Rond het midden van de 15e eeuw werd het kasteel opnieuw vergroot, dit keer door ridder Reinald van Homoet, de 10e Heer van Dorenweerd, die ook eigenaar was van kasteel Doornenburg.

 

 

Kasteel Doorwerth bereikte zijn grootste vorm net na het midden van de 16e eeuw onder Daem Schellart van Obbendorf, de 15e Heer van Dorenweerd. Hij maakte het kasteel en de groep gebouwen op de vesting tot een eenheid en paste ze aan voor meer ruimte en comfort. In 1560 had Kasteel Doorwerth bijna zijn huidige uiterlijk bereikt. Rond 1637 werd de vesting herbouwd tot zijn huidige uiterlijk en werd er een dijk rond het kasteel gebouwd om het te beschermen tegen overstromingen van de rivier de Rijn.

 

 

 

Kort daarna veranderde het kasteel van eigenaar vanwege financiële problemen en werd het in leen gegeven aan een Duitse graaf, Anton I van Aldenburg. Zijn opvolgers veranderden niets aan het kasteel of de burcht, maar verwierven wel meer land. Aan het einde van de 18e eeuw werd het kasteel niet langer bewoond, maar werd het onderhouden door een rentmeester voor de eigenaars, die nu in Engeland woonden.

Hierdoor verkeerde het kasteel in een verwaarloosde staat toen het in 1837 werd gekocht door baron JAP. van Brakell. Hij voerde een grondige restauratie en een volledige modernisering van het kasteel uit. Deze opleving van het kasteel duurde maar kort; na de dood van de baron in 1844 raakte het kasteel weer in verwaarloosde staat. Het bleef verwaarloosd tot 1910, toen het werd gekocht door de gepensioneerde artillerieofficier Frederic Adolph Hoefer. Opnieuw werd het kasteel grondig gerestaureerd, waarbij enkele 19e-eeuwse verbouwingen en toevoegingen ongedaan werden gemaakt. Na 1913 werd het gebruikt als Nederlands Artilleriemuseum.

Het kasteel had in 1944 zwaar te lijden onder Duitse vernielingen en geallieerde beschietingen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Direct na WO II begon een langdurige restauratie die duurde tot 1983. Tegen die tijd was het kasteel terug in zijn 18e-eeuwse staat en was het eigendom van de stichting "Vrienden van de Gelderse Kastelen" die het kasteel nu als museum onderhouden.